Begrippen uit de Umdracht
Allerheiligste: De term Allerheiligste staat in de rooms-katholieke traditie voor de
geconsacreerde (gezegende) hostie.
De gelovigen beschouwen het Allerheiligste als de belichaming van Jezus Christus.
Beelden: In en bij de Umdracht zijn veel beelden te zien. Zo wordt het beeld van de
heilige Maria meegedragen.
Zij is als Maria ten Hemelopneming de patrones van de Huissense stadsparochie.
Ook de beelden van Sint Gangulphus en Sint Laurentius gaan mee in de processie:
het zijn de patroonheiligen van de eeuwenoude gilden van Huissen.
Maar ook langs de route zijn beelden te zien. Nog steeds worden hier en daar Heilig Hartbeelden geplaatst,
al zijn het er niet meer zoveel als vroeger.
Bloemen: De straten waardoor de Huissense Umdracht trekt worden van oudsher versierd met bloemen.
Tegenwoordig gebeurt dat met bloembakken langs de weg. Ook aanwonenden zorgen voor bloemversiering,
bijvoorbeeld door bloeiende planten in de vensterbanken te plaatsen.
In de Doelenstraat worden bamboestokken aan kozijnen gehangen, waarin bloemen worden gestoken.
Deccenia geleden werden op de stoepen in de Kom miniperkjes aangelegd. Bloemisten zorgden voor de potgrond,
waarna er op de vroege zondagochtend bloeiende hortensia’s in werden gezet.
Tijdens de middaguren werden de planten dan weer opgehaald.
Bruidjes: Meisjes die in witte kleding meedoen aan de Umdracht.
Het zijn vaak de kinderen die voor de eerste keer de communie hebben gedaan.
Vroeger was het heel gebruikelijk dat de meisjes in bruidskleding werden gestoken als zij
hun eerste communie deden op meizondag.
Tegenwoordig lopen er ook jongens mee, die overigens niet in het wit zijn gekleed. (Zie ook: sträöisel)
Burgemeester: De burgemeester van Huissen (en sinds de herindeling van Lingewaard) trekt mee in de Umdracht.
Vroeger moest hij de twee koningen van de gilden voor laten gaan.
Tegenwoordig delen koningen en burgemeester de ereplaats achter het Allerheiligste.
Collectanten: Tijdens de Umdracht wordt door vrijwilligers gecollecteerd onder de processiegangers en
onder de voorbijgangers.
De opbrengst is bedoeld ter bestrijding van de kosten die worden gemaakt voor deze publieke geloofsuiting.
Edelknapen: Schooljongens, met blauwe capes en baretten, dragen de kroon (van Christus Koning) mee
in de Umdracht.
In vroeger dagen was een edelknaap een adellijke jongen die als dienaar aan het hof werkte.
Ze dragen in dit geval de schatten (de kroon) van de kerk.
Gilden: Het Gangulphus- en Laurentiusgilde zij van oudsher de bewakers van de Umdracht.
Niet alleen van de traditie, maar ook van de orde in en rond de processie.
De gilden zijn nauw verbonden met de katholieke kerk. Zij hebben een eigen kapel achterin de stadsparochiekerk.
Bovendien is de pasto(o)r oppergeneraal van de gilden.
De generaal van het Gangulphusgilde (het oude gilde, dat bestaat uit gehuwde mannen) loopt
voorop in de plechtige stoet. De beide koningen lopen direct achter de hemel.
Zij gaan vergezeld van de burgemeester, die uit hoofde van zijn functie beschermheer is van de gilden.
Hemel: Het baldakijn of de processiehemel is de vierkante overkapping van rijkversierde,
kostbare stof waaronder de priester de monstrans tijdens een sacramentsprocessie loopt.
Het dragen van de hemel op vier stokken wordt beschouwd als een erebaan.
De hemeldragers wisselen elkaar tijdens de Umdracht af.
Monstrans: Een vaak prachtig sierwerk, met in het midden een kleine ronde opening waar de heilige hostie wordt bewaard.
Een monstrans wordt gebruikt bij de aanbidding van het Allerheiligst sacrament.
De geconsacreerde hostie wordt als lichaam van Christus ter verering en aanbidding getoond.
Een andere benaming voor monstrans is ostensorium (van het Latijnse ‘ostendere’ wat betekent: laten zien).
De monstrans wordt gebruikt tijdens het Lof, de plechtigheid op zondagmiddag ter ere van het Allerheiligste.
In Huissen wordt deze monstrans door een geestelijke meegedragen onder de hemel.
Kanon: Het gildenkanon
(een kattenkop – een klein kanon dat door schepen wordt gebruikt om saluutschoten te lossen)
dat op gezette tijden wordt afgevuurd. De immense knal tijdens de rust van de processie zorgt bij
velen voor een flinke schrik.
De bedoeling van de knal is anderen langs de route te laten weten waar het Allerheiligste zich bevindt.
Op het moment van de knal wordt de zegen gegeven met de monstrans.
Lantaarns: In de buurt van de hemel lopen de lantaarndragers.
Brandende kaarsen bevinden zich in de zilverkleurige lantaarns die op een houten stok worden meegedragen.
Liederen: Bekende gezangen die tijdens of na de Umdracht worden gezongen, zijn Te Deum, Tantum Ergo en
het Nederlandse U zij de Glorie en Aan U oh Koning der Eeuwen.
Man met de bèn: Bèn is een Huissens woord voor mand. D
e man met de mand is de persoon die in de Umdracht meeloopt om de uitwerpselen van
de paarden van het wegdek te halen. Op die manier voorkomt hij dat processiegangers en in het bijzonder
de geestelijke met de monstrans in de paardenvijgen stappen.
Maagden: Ongehuwde jonge vrouwen die korenaren en andere producten van het land met zich meedragen.
Deze tekenen van vruchtbaarheid symboliseren de hoop voor, en geloof in de toekomst.
Motto: De laatste decennia is het gebruikelijk aan de Umdracht een thema te koppelen.
Het thema van dit jaar is: Jezus Christus, de bron van leven.
Aan het thema wordt tijdens de predikatie aandacht besteed.
Ook komt het motto terug in de spreuken langs de route.
Muziek. Heel kenmerkend voor de Umdracht is de gedragen muziek die ten gehore wordt gebracht door
de meetrekkende vereningen.
Het Umdrachtcomité stelt dan ook alles in het werk om zich te verzekeren van deze passende processiemuziek,
die in cominatie met het gebeier van de vier kerkklokken zorgen voor een karakteristieke
sfeer in de Huissense binnenstad. Het aantal muziekverenigingen in Huissen loopt helaas terug,
althans het aantal verenigingen dat in staat is om al meelopend te musiceren.
De Volharding trekt dit jaar mee,
de Stedelijke Muziekverening zorgt bij het rustaltaar bij Sancta Maria voor muzikale steun.
Inmiddels hebben gelukkig de Rienblaozers laten weten ook aan de Umdracht te zullen deelnemen.
Predikatie: In de kerk, na afloop van de Umdracht, wordt de predikatie gehouden.
De preek wordt verzorgd door een geestelijke en behandelt het thema van de Umdracht.
De predikant is ook vaak de drager van de monstrans.
Voor deze taak zijn vaak bekenden uitgenodigd: priesterzonen van Huissen, dekens,
vroegere pastoors of kapelaans, maar ook bisschoppen hebben in de kerk of op de markt gepreekt.
Ruiters: Sinds jaar en dag wordt de Umdracht geopend en gesloten met ruiters te paard.
Vroeger liepen er zo’n vijftien paarden mee, tegenwoordig is dat aantal wat kleiner.
De paarden zijn prachtig verzorgd, geborsteld en de manen ingevlochten.
De ruiters waren oorspronkelijk bedoeld om hindernissen op te ruimen,
waardoor de processie vrij baan door Huissen kreeg.
Rustaltaar. Huissen heeft lange tijd drie rustaltaren gehad.
Deze stonden bij plaatsen waar vroeger de stadspoorten waren: Arnhemse Poort,
Markt en bij de Vierakkersche Poort.
Tegenwoordig zijn er vier rustaltaren: in de Walstraat, op de Markt, bij verzorgingshuis Sancta Maria
en in de Doelenstraat.
Ze symboliseren de jeugd (Walstraat), landerijen en gewassen (Markt), de ouderen uit
de samenleving (Sancta Maria) en het einde van de levenscyclus (Doelenstraat, bij het oude kerkhof).
Sträöisel (spreek uit: strui-jsel): Confetti dat door de bruidjes wordt gestrooid om de openbare weg te
versieren voor het Allerheiligste. Sträöisel is Huissens voor strooisel.
Tegenwoordig worden de snippers machinaal vervaardigd of uit de perforators gehaald.
Vroeger waren de kinderen op de kleuterschool uren druk met het knippen van het strooigoed.
Het strooien is voor de bruidjes een van de plezierige kanten aan meedoen met de Umdracht.
(Natuurlijk naast de chips die ze na de Umdracht krijgen).
Vroeger was het strooien bedoeld om de smerige straten, die vaak veel weg hadden van
een mestvaalt, te bedekken uit eerbied voor Onze Lieve Heer.
Umdracht: De Huissense benaming voor de Sacramentsprocessie.
Het is de lokale ‘vertaling’ van Omdracht, zoals de processie elders wordt genoemd.
De uitspraak is Umdracht en niet ‘Oemdracht’, zoals ook wel gebeurt door mensen die ervan uitgaan dat het woord een Duitse oorsprong heeft.
Vaandel: Vlaggen horen erbij tijdens de Umdracht. Uit de stadstoren wapperen vier grote vlaggen.
Langs de route worden op zaterdag voor de processie palen geplaatst, waaraan wimpels hangen.
Vroeger waren vaandels in de Umdracht ook heel gebruikelijk. Elke vereniging trok met haar eigen vaandel mee.
Muziekverenigingen laten vaak een vaandeldrager voorop gaan.
Een andere bijdrage aan het vlagvertoon wordt geleverd door de vendeliers van Laurentius- en Gangulphusgilde.
De blauwe en witte dundoeken zijn als eerbetoon te zien bij de hemel, het baldakijn.
Voorbidden: Het voorgaan in gebed. Een voorbidder in de umdracht zegt het eerste deel van het Onze Vader
of Weesgegroet, waarna de anderen gezamenlijk het gebed afmaken.
Een bekende voorbidder die met luide stem de gelovigen tot bidden aanzette was de enkele jaren geleden
overleden Thomas Lippmann.
Wierook: Geen Umdracht zonder wierook.
Misdienaars en akolieten (volwassen misdienaars) zwaaien met het wierookvat die de karakteristieke geur verspreidt.
Van oorsprong (ver voor Christus) was het branden van wierook het brengen van een geuroffer.
Bij ieder rustaltaar in de Umdracht wordt door een pastor het wierookvaatje in de richting van de monstrans en
de gelovigen gezwaaid.
Het branden van wierook is niet exclusief voor de deelnemers aan de processie,
maar ook langs de route zijn verschillende mensen die kooltjes met wierook branden als eerbetoon aan het Allerheiligste.
Het branden van wierook was vroeger vooral bedoeld om de smerige stank uit de straat te verdrijven.
Huissen had toen nog geen riolering.